home > onderwerpen > zwangerschap > borstvoeding en borstkanker

Borstvoeding geven verlaagt de kans op borstkanker: hoe langer je voedt of hebt gevoed, hoe lager het risico

Borstvoeding geven biedt echter geen garantie dat je nooit borstkanker zult krijgen. Daarvoor spelen nog veel meer factoren een rol. In dit artikel wordt ingegaan op wat borstkanker precies is, hoe het ontstaat en wat je kunt doen als je een knobbeltje in je borst ontdekt terwijl je borstvoeding geeft.


Borstkanker

Borstkanker is een verzamelnaam voor alle vormen van kanker die in de borst ontstaan. Meestal is er sprake van een knobbel in de borst of onder de oksel die steeds groter wordt. Als er niet ingegrepen wordt gaan de kankercellen zich verspreiden over het hele lichaam. Hoe kanker precies ontstaat kun je lezen in het kader “Hoe ontstaat een tumor”. Op dit moment is borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen in Nederland.


Jaarlijks wordt de ziekte bij meer dan 11.000 vrouwen geconstateerd. De kans dat je voor je dertigste borstkanker krijgt is klein. Maar na je dertigste neemt de kans toe. Zeventig procent van de vrouwen die borstkanker krijgen is ouder dan vijftig jaar. Dertig procent is jonger dan vijftig. Omdat er steeds meer vrouwen zijn die het krijgen van kinderen uitstellen, gebeurt het ook steeds vaker dat borstkanker wordt ontdekt terwijl een moeder nog borstvoeding geeft.


Borstvoeding

Uit onderzoek is gebleken dat de kans op borstkanker kleiner wordt bij meerdere zwangerschappen en bij lang borstvoeding geven. Het toonaangevende Britse wetenschappelijk tijdschrift The Lancet publiceerde in 2002 de uitkomsten van een grootschalige internationale vergelijking van borstkankergegevens, afkomstig van 150.000 vrouwen uit dertig landen. Daaruit bleek dat voor ieder jaar dat een vrouw borstvoeding geeft, de kans op borstkanker met 4,3 procent afneemt.

Onderzoekers denken dat het beschermende effect van borstvoeding twee oorzaken heeft. Enerzijds wordt een vrouw, zolang ze borstvoeding geeft, een tijdlang niet ongesteld. Dat betekent dat het gehalte van het hormoon oestrogeen laag blijft. Oestrogeen dat een belangrijke rol speelt in de menstruatiecyclus, lijkt ook een grote rol te spelen bij het verhogen van de kans op borstkanker.


Anderzijds vermoeden wetenschappers dat de differentiatie van borstweefsel bescherming biedt tegen borstkanker. Wanneer een vrouw borstvoeding geeft, ontwikkelen ongedifferentieerde cellen zich tot melkklieren, melkgangen en steunweefsel. De differentiatie remt de celdeling, waardoor de kans vermindert dat tumorcellen ontstaan. De differentiatie begint al tijdens de zwangerschap. Ook vrouwen die geen borstvoeding geven, profiteren daarvan.


Kans op borstkanker?

Het blijkt steeds meer dat je hormoonhuishouding een rol speelt bij het ontstaan van borstkanker. Zo vergroot een hoog oestrogeengehalte in je lichaam het risico op borstkanker. Dit betekent dat de kans op borstkanker toeneemt als je:

  • geen borstvoeding geeft
  • vroeg bent gaan menstrueren of laat in de overgang komt, weinig of geen kinderen hebt, of je eerste kind op latere leeftijd hebt gekregen.
  • de pil slikt. Tijdens het pilgebruik is het risico op borstkanker licht verhoogd. Dit risico neemt af nadat je met de pil bent gestopt.
  • in verband met overgangsklachten hormoonpreparaten gebruikt.
  • overgewicht hebt. Behalve in de eierstokken wordt het hormoon oestrogeen ook in vetweefsel gemaakt. Meer vetweefsel op jonge leeftijd gaat samen met een eerste menstruatie op jongere leeftijd. Overgewicht op latere leeftijd gaat samen met een menopauze op hogere leeftijd.
  • drie of meer glazen alcohol per dag drinkt. Alcohol beïnvloedt namelijk de hormoonhuishouding.
  • Verder blijkt dat vrouwen die weinig bewegen een hoger risico hebben op borstkanker.


Borstzelfonderzoek

Een knobbel in de borst ontdek je meestal, bij toeval of doordat je regelmatig je borsten zelf onderzoekt. Hoewel borstzelfonderzoek niet langer meer wordt gezien als de manier om borstkanker in een zo vroeg mogelijk stadium te ontdekken, kan het nooit kwaad als je je borsten goed kent. Een manier om dat te doen is door borstzelfonderzoek. Als je niet zwanger bent of borstvoeding geeft, doe je dit het beste één week na de menstruatie. Je borsten zijn dan het minst gezwollen en het gemakkelijkst te onderzoeken.


Als je borstvoeding geeft zit er meer bloed en lymfevocht in je borsten. Bovendien worden je borsten elke dag vele malen gevuld en geleegd. Je borsten voelen hierdoor anders aan dan wanneer je geen borstvoeding geeft. Door je borsten maandelijks op een vaste dag te blijven onderzoeken leer je onderscheid maken tussen de normale bobbeligheid van je borsten en een mogelijk kwaadaardig knobbeltje. Let er vooral op of een knobbel na een voeding kleiner wordt of niet. De meeste knobbels in je borst zijn melkkliertjes of een verstopt melkkanaaltje. Soms blijkt een knobbel een goedaardig gezwel, zoals een galactocele (een holte gevuld met melk) of een fibroadenoom (overmatige groei van bind- en klierweefsel). Alleen in zeldzame gevallen is een knobbel kwaadaardig.


Naar de huisarts

Als je iets afwijkends aan of in je borst hebt geconstateerd, ga je eerst naar je huisarts. Die zal je borst onderzoeken, en je eventueel doorverwijzen voor verder onderzoek in het ziekenhuis. Als je borstvoeding geeft vlak voor het onderzoek is er minder melk in je borsten waardoor een knobbel beter te voelen is. Ook medische handelingen zijn dan gemakkelijker uit te voeren.


Verder onderzoek

Als je bent doorverwezen naar het ziekenhuis voor verder onderzoek wordt er meestal eerst een mammografie of een echografie gemaakt. Zo nodig wordt er een MRI-scan gemaakt. Bij een mammografie wordt je borst doorstraald met gebruik van hele lage röntgenstralingsniveaus. Een nadeel van een mammografie is dat het resultaat soms moeilijk te interpreteren is vanwege het extra weefsel dat in de borst aanwezig tijdens de borstvoedingperiode. Vroege knobbels of weefselveranderingen kunnen daardoor soms niet worden aangetoond.


Röntgenstralen hebben geen invloed op je melk. Je kunt dus meteen na de mammografie veilig borstvoeding geven. Ook als er een echografie van je borst wordt gemaakt, hoeft de borstvoeding niet te worden onderbroken. Een echo heeft geen nadelige invloed op de melk. Met een echo kan beter onderscheid worden gemaakt tussen vaste knobbels in de borst en cysten en abcessen.


Ben je jonger dan 35 dan wordt vaak eerst alleen een echografie gemaakt. Het borstklierweefsel heeft dan namelijk nog een dichte structuur, waardoor de mammografie soms moeilijk te beoordelen is.


Bij een MRI-scan wordt er met behulp van magnetische resonantie een scan gemaakt van de borst. Soms wordt hiervoor eerst een contrastvloeistof ingespoten. Uit recent onderzoek blijkt dat je de borstvoeding hiervoor niet hoeft te onderbreken.


Vervolgonderzoek

Afhankelijk van de uitkomst van het eerste onderzoek wordt er verder onderzoek gedaan. Vaak wordt dan eerst een punctie verricht. Zo nodig kan daarna een biopsie volgen. Bij een punctie worden weefselcellen en/of –vocht opgezogen door een dunne, holle naald, en daarna onder de microscoop beoordeeld. Op deze manier kan ook een melk-houdende cyste worden leeggezogen. De borstvoeding hoeft niet te worden onderbroken.


Bij een biopsie wordt weefsel verwijderd voor nader onderzoek. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving. De borstvoeding kan gewoon doorgaan. Als de snede van de biopsie dicht in de buurt zit van waar het mondje van de baby komt bij het drinken, dan kan die borst tijdelijk worden afgekolfd.


Behandeling

Bij chemotherapie en hormoontherapie moet de borstvoeding onderbroken of geheel gestopt worden. Als alleen bestraling nodig is, kan je borstvoeding blijven geven; dit type straling gaat niet over in moedermelk. Het weefsel in de bestraalde borst wordt echter vaak wel beschadigd. Hierdoor is melkproductie vaak niet of nauwelijks meer mogelijk. Als een borstbesparende operatie niet mogelijk is, wordt de borst in haar geheel verwijderd. Je kunt er dan voor kiezen door te voeden met de andere borst.


Borstvoeding

Als je ooit behandeld bent voor borstkanker en genezen bent, kun je in principe weer zwanger worden en borstvoeding geven. Ook is het mogelijk de borstvoeding tijdelijk te onderbreken gedurende de behandeling en het daarna weer op te pakken. Als de borstkanker in één borst zat, kun je met de andere borst je baby volledig voeden. Of de melkproductie in de bestraalde borst op gang komt is niet te voorspellen. Soms lukt het gedeeltelijk.


Als je aan beide borsten een borstsparende operatie en bestraling hebt ondergaan, en je later toch (weer) borstvoeding wilt geven, is het niettemin de moeite waard te beginnen met borstvoeding. Het tekort in je productie is aan te vullen met donormoedermelk of kunstvoeding.
Met een borstvoedinghulpset kun je aan de borst bijvoeden, en ben je ervan verzekerd dat je baby niets tekort komt.


Bronnen: La Leche League, Handboek Lactatiebegeleiding, 

Nederlandse Kankerbestrijding, diverse brochures (www.kwfkankerbestrijding.nl)

Deel deze pagina:

Share by: